Tuesday, July 24, 2012

Een Beetgumer Muiderkring?

(Translation will follow. Hopefully during my lifetime...)

Een Beetgumer Muiderkring?
http://en.wikipedia.org/wiki/Muiderkring

A newspaper article in the Leeuwarder Courant 19-02-1972


"De bestudering van het Oera Linda Boek
heeft in toenemende mate geleden onder het
uitgangspunt. Nauwelijks was het boek er, of
men begon zich af te vragen: is het een falsum?
of is het een grap! een pastiche? wie
kan het gemaakt hebben? maar dan in de zin
van: wie kan het falsum gemaakt hebben of
een grap hebben willen uithalen? wie zit of
wie zaten er achter Cornelis Over de Linde?
en wie zijn de slachtoffers? (...) Een van
de gevolgen daarvan was, dat ook in die gevallen
waar men betrekkelijk recente interpolaties
in de tekst kon aantonen, of meende te
kunnen aantonen, men hoe langer hoe minder
aandacht begon te geven aan de tekst zelf,
zoals die er dan eventueel overbleef. Men
werkte dus steeds meer aan de perifere fenomenen
en steeds minder aan het enige werkelijke
uitgangspunt, die eigenaardige of zo men
wil wonderlijke tekst, die overigens zo wonderlijk
niet is. Dit laatste althans toont deze
beschouwing ons nu weer, en wel omdat de
schrijver opnieuw de tekst au sérieux is gaan
nemen en zich daarbij is gaan afvragen waar
zij kan thuishoren en ontstaan kan zijn in de
cultuurgeschiedenis. Ook al zou het waar blijken
te zijn (...) dat het in de kring van de
familie waartoe Eelco Verwijs behoorde, thans
nog bekend is dat er indertijd een grap is bedoeld
die toen uit de hand is gelopen, dan
nog blijft er een tekst, die ontdaan van wat
men er aan kan hebben veranderd, niet vanuit
het midden van de negentiende eeuw in zijn
ontstaan begrepen kan worden, maar wel
vanuit de cultuuren-en beschavingsgeschiedenis
waarheen de hier volgende beschouwing ons
brengt. Dat kan het wettigen dat, indien zij
dat wil, straks de filologie weer met haar techniek
en methode nieuwe en andere peilingen
gaat verrichten teneinde te begrijpen wat er
met de tekst gebeurd is en welke de omstandigheden
waren op de weg die voerde naar de
’affaire’.

Het is deze wending welke de tekst
centraal stelt, die hoognodig was om opnieuw
te kunnen beginnen met een onderzoek, dat
anders dreigt te stranden op de filologische
methode. Dit is het wat deze publicatie zo bijzonder
welkom maakt".

===

Sixma van Heemstra en het Oera Linda Bok

Met dit nogal moeizaam in het origineel
(Nederlands) geschreven en in
al evenzeer compact Frans vertaalde
voorwoord geeft prof. dr. W. Hellinga
een compliment aan (dr) F. S. Sixma
(baron) van Heemstra voor zijn wat de
hoogleraar uit Amsterdam noemt essay
onder de titel "Le probleme de l’VVRA
LINDA BOK", dat op kosten van de
auteur in rotaprint (58 pag. prijs nog
niet bekend te verkrijgen bij Brinkman
Singel 319, Amsterdam) en bij
Librairie celtique 108bis Rue de Rennes
Parijs) zojuist is verschenen. Ja,
het Oera Linda Boek (de opmerkzame
lezer zal vaststellen dat Hellinga de
lezing van de titel door Van Heemstra
niet overneemt) heeft een nieuwe
bestudeerder gevonden en al zou de
verschijning van deze "étude critique
sur la formation de la chronique"
(gevolgd door een Franse vertaling van
het eerste hoofdstuk) alleen maar tot
resultaat hebben, dat Hellinga c.s. hun
omvangrijk onderzoek van een jaar of
twaalf geleden nu eindelijk eens wilden
afronden of mr. G. J. van der Meij de
in een voordracht al eens openbaar
gemaakte resultaten van zijn naspeuringen
in het licht zou geven, dan zou er al
reden zijn het hypothetische werkstuk
van een historicus (tevens kunsthistoricus)
die in 1954 in zijn "Nei in oare
wrald" zich al met het OLB bezighield,
als een prikkelende uitdaging te begroeten
ten. Het is niet mogelijk op deze plaats
ook maar zeer ten dele in te gaan op
de "zaak OLB".

Herdenkingsgeschrift

Wat het OLB zelf betreft de Encyclopedie
van Friesland gewaagt van een
"geheimzinnig geschrift deels, kroniek
van de familie Over de Linden, deels
document van de oudste Fr. geschiedenis.
Zou dateren uit de 13de eeuw
(...) Weinigen geloven nu meer in de
echtheid (...) Het origineel berust in
de Prov. Bibliotheek te Leeuwarden."
J. Kalma kon een dikke en verdienstelijke
bibliografie over "Thet Oera Linda
Boek" publiceren (1956), grotendeels als
gevolg van de discussies die oplaaiden
onmiddellijk nadat J. G. Ottema precies
een eeuw geleden het omstreden handschrift
in druk en met een Nederlandse
vertaling deed verschijnen. Hoewel louter
toeval zou men het boekje van Sixma
van Heemstra als een herdenkingsgeschrift
1872-1972 kunnen beschouwen.
In elk geval is het een
owerdenkingsgeschrift, want het dient
gezegd dat de auteur een geheel nieuw
licht werpt op een oeuvre, waarover
Multatuli vol bewondering eens heeft
geschreven: "Eén ding is zeker: Ik ken
niemand die den literarischen vorm aan
’t boek geven kon. ’t Is opmerkelijk dat
hierop door de aanvallers der echtheid
zoo weinig gelet wordt."

Naar aanleiding van de opvatting dat
Eelco Verwijs (1830-1880, o.m. archivaris-
bibliothecaris van Friesland) de

schrijver zou zijn merkte Eduard Douwes
Dekker op: "Welnu dan is E. V.
een groot kunstenaar, die, dunkt me,
moeite zou hebben gehad zich als
zoodanig zoo lang te verbergen." Ook
Sixma van Heemstra ziet in het midden
van de vorige eeuw zo’n kunstenaar
niet. En voor hem is het OLB inderdaad
een werk van hoog literair gehalte,
waarbij zijn voorkeur uitgaat naar het
eerste hoofdstuk, dat hij dan ook onder
de titel "Telle est notre origine (That is
vsa forma skednise)" met veel overgave
gave in het Frans heeft vertaald en wel
als gold het een gedicht. Hij geeft er
ook die vorm aan omdat hij nauwkeurig
de interpunctie van het origineel
volgt en na elke punt met een nieuwe
regel begint. Er ontstaat dan inderdaad
een suggestiever geheel dan een vertaling
waarbij alle regels doorlopen.

Achttiende eeuw?

Waar komt nu de studie van de
bewoner van de Kolthof te Laag-Zuthem
in het kort op neer? Sixma van
Heemstra gaat er van uit, dat het OLB
zoals dat in de Prov. Bibliotheek
bewaard wordt, niet het origineel is.
Reeds P. F. J. Obbema (die overigens
wat de maker betreft meer in de
richting van J. H. Halbertsma dacht)
kon meedelen: "Uit doorhalingen en
verschrijvingen in het handschrift
blijkt dat de copiïst zijn tekst bij het
afschrijven opnieuw redigeerde. Hij liet
hele passages weg, in andere gevallen
veranderde hij de woordkeuze. Enkele
katernen werden herschreven: de tekst
ervan werd belangrijk ingekort of
verlengd nadat de volgende katernen al
waren begonnen. Het laatste blad van
het handschrift werd van f 191-192
verwijderd en gebruikt voor de prologen
(Joost Hiddes Halbertsma 1969
blaz 335).

Deze vaststelling laat de mogelijkheid
open voor het oorspronkelijke manuscript
een andere tijd te stellen dan het
midden van de negentiende eeuw. Bijvoorbeeld
de achttiende, toen het "in de
lucht" zat geheel of gedeeltelijk verdichte
antieke dichtwerken vol romantisch-
nationale geest te scheppen, niet
om een practical joke te plegen, maar
om het gevoel een uitlaat te verschaffen:
de Songs of Ossian van MacPherson,
het epos Barzaz Breiz van de
Bretons, de Finse Kalewala van Lönnrot.
Of om, wat Friesland betreft, een
kroniek die naar de geest meer zou
aansluiten bij de humanistische kronieken
uit de zestiende en zeventiende
eeuw en zich afzette tegen het werk
van Ubbo Emmius. Vooral in adellijke
Friese kring waar men of nog lang
roomskatholiek was of een humanistisch
protestantisme aanhing was er
kritiek op Emmius. Met het Oera Linda
Bok werd een "echte" kroniek bedoeld.
Hoe kon die ontstaan en waar?


==

Carlson en Vegelin

Sixma van Heemstra denkt aan het
slot Ter Home te Beetgum, waar omstreeks
1700 de Zweedse graaf Carlson
woonde, de bezitter van een bibliotheek
van 20.000 (Encyclopedie: 12.000) delen.
Hier, zo blijkt uit de bewaard
gebleven inventaris, was alle materiaal
voorhanden om een kroniek samen te
stellen die humanisme aan nationalisme
paarde en waarbij zelfs een werk als
"Atlantica" van Olaus Rudbeck de "runen"
kon opleveren waarin het OLB is
geschreven. Gustaf Carlson, die trouwde
met Isabelle S. thoe Schwartzenberg
en Hohenlansberg, wordt in de
Encyclopedie "zeer geleerd" genoemd.
Hij zou uitgaande van de in Zweden
bekende sage, dat de Friezen de oudste
bewoners van zijn land waren, belangstelling
stelling voor zijn nieuwe "heitelan"
hebben kunnen opvatten. Hij bezat in
elk geval een exemplaar van de "Gysbert
Japicx". Op het slot had men
nauwe relaties met de familie Vegelin,
van oorsprong Zwitsers. Het is alweer
een sage, die verband legt tussen de
aanwezigheid van Friezen (en trouwens
ook van Zweden!) in het Zwitserse
Ober-Haslidal.

In de familie Vegelin nu komt een
Hessel voor, van wie de Duitser Zacharias
Konrad von Uffenbach in zijn
reisverslag bericht, dat hij had horen
zeggen, dat Hessel Vegelin zich schriftelijk
terdege in het oud-Fries kon uitdrukken.
Dit geeft Van Heemstra reden hem
"le spécialiste par excellence du
langage vieux-frison" te noemen waarbij
men natuurlijk een vraagteken kan
zetten. Desgevraagd bleek de auteur
ons over Hessel niet meer te kunnen
vertellen dan dat hij grietman van
Haskerland en Utingeradeel was en
gehuwd met Maria Assuerusdr van
Viersen. Hij overleed in 1715.

Hessel zou verantwoordelijk zijn voor
de taal van het OLB, dat zo moeten wij
ons voorstellen zou zijn geconcipieerd
door een soort Beetgumer Muiderkring.
Overigens zei Van Heemstra ons in de
taal van het OLB meer een door het
Stadfries beïnvloed Midfries te zien
dan "oud-Fries". Als het OLB werkelijk
omstreeks 1860 zou zijn "bedacht", zou
de taal meer in de trant van de
Iduna-geschriften van Harmen Sytstra
c.s. zijn gesteld zo meent hij. Bij dit
alles zouden de later door Bolhuis van
Zeeburg afgekraakte "fantastische"
Friese kronieken inspirerend op de
veronderstelde groep hebben gewerkt,
waarvan de filosofische gedachten ook
in het OLB werden neergelegd. Voor die
tijd is ook de fantastische woordverklaring
als humanistische uiting tekenend.


VVRALDA BOK

Na deze hypothese voert de auteur de
Opsterlandse grietman Augustinus
Lycklama (1670-1744) als pion in het
"spel" ten tonele. Geïnspireerd door het
Burmania Boek van Johannes Hilarides
(een bewerking van de Tractatus de
Nobilitate) zou deze er toegekomen zijn
het manuscript - Lyckama komt voor
op een naamlijst van bezoekers van de
huize Vegelin - niet alleen te voorzien
van een inleiding, maar de oorspronkelijke
titel, die geluid zou moeten hebben
VVRALDA BOK (dit is: het oeroude
boek!) door toevoeging van twee "runen"
te veranderen in VVRA LINDA BOK,
daarmee een relatie leggend met
de streek van zijn voorouders: het gebied
"over de Linde" (Lyckle Eabeles, de
stamvader, kwam uit Steenwijk).

Dat in de inleiding de Friese voorhistorie
wordt voortgezet door Liko,
brengt Van Heemstra er toe hierin een
relatie te zien met de naam Lyckle
(zoals - zo zouden wij willen opmerken
ken - in de door Van Heemstra niet

ter sprake gebrachte Hiddo de genoemde
de Obbema een toespeling op (Joost)
Hiddes Halbertsma heeft willen zien.
Als overschrijver noemt Van Heemstra
- naar onze smaak volledig willekeurig -
de officiele Friese geschiedschrijver
schrijver Albertus Hublingh, uit Oldeberkoop
berkoop, "bij Makkinga waar Augustinus
zijn jeugd doorbracht" en bovendien
een beschermeling van Onno
Zwier van Haren uit Wolvega. Hij zou
verantwoordelijk zijn voor de figuur
van de Friese koningin Adela om in
deze naam (Sarah) Adel te eren Van
Haren's vrouw.



Telle est notre origens:

VVr’alda, unique, auguste et eternel,
fut au commencement.
Alors vint Temps.
Temps fit toute chose,
dont Terre
Terro procréa toute graminé, herbage et arbre,
tout cheptel ot touts vermine.
Elle créa le jour
tout ce qu’il y a de superba et da cherj
elle créa la nuit
tout ce qu’il y a da mal et de mauvais
Apres la douzieme fete de Joel,
elle enfanta trois filles
:



Van Heemstra wijst er terecht op dat
zijn broer Willem van Haren (1710-
1768) bekend werd door het grote
gedicht Friso, dat ook in een Franse
vertaling verscheen. Hij had bij het
noemen van deze naam nog kunnen
verwijzen naar een onlangs door Freark
Dam in It Beaken (des. 1971 p 241)
aan Paden fen Fryslan I ontleende
uitlating van dr G. A. Wumkes "Ik wit
gjin boek det sa ynderlik bisibbe is mei
Van Haren’s Friso as it Oera Linda
Boek. Nei de styl mei it mear modern
weze mar nei de ynhald scoe Willem
van Haren de skriuwer der fen weze
kinnen ha." Geen bewijs uiteraard,
maar wel een uitspraak die goed zou
passen in de conceptie van de schrijver
uit Laag-Zuthem.

Van Lycklama via Hublingh is het
een hele stap naar Enkhuizen, de
aanvankelijke woonplaats van de familie
Over de Linden. Van Heemstra, die zich
baseert op de genealogie door W. Tsj.
Vleer (1952) stelt, dat indirect valt aan
te nemen dat het Oera Linda Boek (in
de versie Hublingh dus) al in 1776 in
Enkhuizen aanwezig was. Hoe het daar
gekomen is, wordt niet duidelijk, maar
de boekhandelaar Johannes verklaarde
in dat jaar bij zijn huwelijk de naam
Over de Linden te dragen, welke naam
Van Heemstra niet wil uitleggen als
Tegenover de Linden, maar als: over de
rivier de Linde. Merkwaardig is het
devies bij zijn wapen (drie linden),
namelijk ?"Wak", welke oproep om
waakzaam te zijn precies zo in de tekst
van OLB voorkomt.

Van den Bergh

Na de vele namen die zijn genoemd,
zal het verwonderen dat Van Heemstra
opnieuw een geleerde meent te kunnen
(moeten) aanwijzen als de vervaardiger
van het handschrift zoals dat nu in de
P.B. berust, namelijk L.P.C. Van den
Bergh, directeur-generaal van de
Rijksarchieven en een bekend publicist
op het gebied van mythologie, volksoverlevering,
sagen enz., van wie onder
meer het Kritisch Woordenboek der
Ned Mythologie afkomstig is. Daarin
vond Van Heemstra voor een zogeheten
godin de naam Urth, "die niet anders
kan zijn dan de Jrtha in het VVra
Linda Bok". Men zou ook kunnen
aanvoeren dat niet Van den Bergh zijn
Urth als Jrtha in het OLB had gevonden,
maar de overschrijver Jrtha formeerde
naar de Urth uit het woordenboek
boek (1836), zo zouden wij willen
opmerken.

Van den Bergh zou de kroniek hebben
ben gerestaureerd, niet met de bedoeling
om iemand er in te laten lopen,
maar, zo betoogt Van Heemstra, met

====


hetzelfde "agressieve romantisme"
waarmee Viollet-le-Duc en zijn Nederlandse
leerling Cuypers "gotische" kathedralen
deden herrijzen. Later zag hij
zijn werk als een soort jeugdzonde en
hij ontdeed er zich van door het ter
hand te stellen van Cornelis over de
Linden, de scheepsbouwer uit den Helder.
Waarna via hem Eelco Verwijs in
1867 met het OLB in kennis werd
gesteld. Enzovoort enzovoort.

Ziehier beknopt - te beknopt als
men nagaat hoe de auteur om Hellinga
nog eens te citeren moeite heeft
gedaan de tekst "te plaatsen in een veel
groter verband dan dat waarin de
aandacht van de filologen zich tot nu
toe bewoog" - de hypothese van Van
Heemstra die zo als alles wat tot nu toe
over het geheimzinnige geschrift is
gepubliceerd wel onmiddellijk zijn pro’s
zowel als zijn contra’s zal oproepen.

Plausibiliteit

Men zal niet verwachten dat wij,
afgezien van enkele aantekeningen die
wij hierboven in het voorbijgaan maakten,
ten ons zullen uitspreken over de
plausibiliteit van zeer veel in het
verhaal (Hellinga). Wel willen wij
onze bewondering uitspreken voor de
grote belezenheid van de auteur, met
name blijkend uit het commentaar op
het eerste hoofdstuk. De winst in het
algemeen van zijn langdurige speurtochten
lijkt ons dat het OLB hier
inderdaad wordt losgemaakt van de
zaak, de "affaire" zoals ook Hellinga in
zijn "Préface" opmerkt. Tenzij men de
mening is toegedaan, dat het OLB als
geschrift in het geheel niet los van de
"zaak" te denken is. Waarover dan
opnieuw een essay geschreven zou
kunnen worden. Want ook na deze
publicatie uit het "Over de Lindense"
(en tegelijk ook het Overijsselse!) is
"Le probleme de l'VVVRA LINDA BOK"
zeker nog niet opgelost. Al was het
alleen maar omdat de auteur suggereert,
dat er een "oer-OLB" heeft bestaan.
Hetgeen echter nog steeds te bewijzen valt.

S.J. VAN DER MOLEN


Source:

http://www.archiefleeuwardercourant.nl/vw/page.do;jsessionid=D0A04B7DC16C042438761DF3561A4D52?code=LC&id=LC-19720219-029&aid=LC-19720219-29005

No comments:

Post a Comment